·The Piano
Guys. (3 oktober 2012). Titanium / Pavane (Piano/Cello Cover) - David
Guetta / Faure – ThePianoGuys [videobestand].Geraadpleegd op 23 oktober 2015,
van https://www.youtube.com/watch?v=fz4MzJTeL0c
·Vrolijk, R.
(2013). Nieuw geluid. (pp.137-139). Groningen/ Houten: Noordhof.
·Havenkort,
H., Lei, R. van der., Noordam, L. (2010). eigen-wijs.(pp 9-22 en + 316).
Arnhem: SMV.
Betekenis : De kinderen leren over de schoonheid van de natuur in de herfst.
Vorm:
De kinderen leren groeperingsvormen (compositie) van bomen en struiken in de
ruimte weer te geven door gebruik te maken van overlapping en lijnperspectief.
Tevens leren zij kleuren mengen binnen één kleurfamilie met behulp van de
primaire kleuren.
Materiaal/techniek: Dikke kwast: voor het schilderen van grote oppervlaktes zoals de
achtergrond. Bakje water: voor het uitspoelen van de kwast en het dunner maken
van de verf. Een dunne kwast: voor meer detail in de tekening (nerven
boom en blaadjes van de boom). Wit papier om op te schilderen. Kranten om de
ondergrond schoon te houden. De achterkant van een kwast om de nerven in de
boom te tekenen. De drie primaire kleuren ( rood, geel, blauw) plakkaatverf in
een verfpalet/ eierdoos. 5 kleuren, primaire kleuren en zwart en wit. Stuk
pakpapier om verf op te mengen.
Beschouwing: De kinderen leren bewust kijken naar de samenstelling van herfstkleuren
en naar de manier waarop ruimtelijkheid in een beeld wordt weergegeven. Dit
doen ze door middel van voorbeeld foto’s op het bord en kijken naar de boom op
het schoolplein. Er wordt gefocust op kleurovergangen en vervaging van kleur in
de verte.
Werkwijze: De kinderen leren een lichte opzet maken met verdunde plakkaatverf. Ze
leren kleuren mengen op palet en op papier. De kinderen passen het
lijnperspectief toe wat ze in de vorige les geleerd is.
Onderzoek: De kinderen leren al mengend zoeken naar de juiste kleursamenstellingen.
Ook experimenteren ze met het gebruik van de kwast om de texturen van het
bladerdek weer te geven.
2.Oriëntatie
Introductie: Als introductie op de les vraag ik de leerlingen om in de pauze te kijken
naar de boom op het schoolplein. Ik vraag of ze willen letten op het uiterlijk
van de boom. Ik zeg dat we na de pauze deze informatie nodig hebben (De boom
heeft echt de herfst kleuren). Na de pauze start ik de les. Ik projecteer een
foto van de boom op het digibord. Ik vraag voor ik de boom op het digibord
projecteer:
- -
Wat voor een kleuren heb je gezien bij de boom op het schoolplein?
- -
Hoe ziet de boom er in de zomer uit ?
- -
Hoe ziet de boom er in de winter uit ?
Ik vertel kort hoe het komt dat de boom in
de herfst van kleur gaat veranderen aan de hand van de foto. Ik vertel het
leerdoel van de les.
Leerdoel:
Na deze les kunnen alle leerlingen een herfstboom maken met de familie kleuren.
De tekening moet aan de volgende eisen voldoen.
1)
Vervaging van kleuren in de verte. Meer detail op de voorgrond.
2) Er
moet overlapping in de tekening zitten ( voorwerpen op de voorgrond overlappen
voorwerpen op de achtergrond).
3) Er is gebruik gemaakt van
lijnperspectief ( lijnperspectief hebben de leerlingen al gehad in de
voorgaande les).
4) Je moet gebruik maken van de kleuren
die je hebt, deze mag je mengen om de herfstkleuren te krijgen.
5) Naam op de achterkant van je werk.
Informatie: Ik zet het les doel met de stapjes op het digibord. Daarna vertel ik de
leerlingen dat ze een herfstboom gaan maken. Ik vraag de leerlingen of ze nog
weten welke primaire kleuren er zijn( cyaan, magenta en geel). Ook vraag ik of
ze nog weten hoe je de familie kleuren maakt. Op het bord schrijf ik de kleur
combinaties en welke kleuren je ermee maakt ( rood en geel is oranje etc.).
Instructie Ik vertel welke kleuren verf de kinderen krijgen.
• Eerst schets je met potlood wat je wilt
tekenen. Denk ook om het verdwijnpunt . Daarna ga je heel eenvoudig met een
klein beetje verf mengen op je palet van pakpapier. Daar doe je flink wat water
bij en begint te schetsen (horizon), met wat hele simpele lijnen. Wat niet naar
je zin is doe je gewoon opnieuw terwijl je de oude lijnen laat staan. Een paar
dingen moet je wel in de gaten houden, groot voor klein achter en dichterbij is
ook lager in het vlak! Aan een paar lijnen heb je genoeg. • Dan maak je je
kwast droog en kan het echte schilderen beginnen. Zet er eerst een paar kleuren
lekker dik op. Zorg dat je de kleuren in de eierdoos niet vervuilt, dus als je
net een donkere kleur gebruikt hebt, maak je je kwast eerst schoon. Je kan op
allerlei manieren met je kwast spelen, tamponneren en stempelen, waardoor de
kleuren niet alleen mengen, maar ook nog eens op bladeren van een afstandje
gaan lijken. Let op de eisen voor te tekening die op het bord staan.
Begeleiding:
Voor de les laat ik de groepshoofden de
materialen van de instructietafel halen.
Ik loop rond voor als er vragen zijn. Ik
help de leerlingen herinneren aan de eisen en geef ze eventueel extra
informatie. Terwijl ik rondloop geef ik complimenten over de inhoudscomponenten
( voorgrond/ achtergrond, familie kleuren, mengen, verdwijnpunt etc.). Ik zorg
voor de tijdbewaking en dat iedereen na een minuut of 5 schetsen aan de
tekening begint. Ook geef ik tussendoor aan hoeveel tijd de leerlingen nog
hebben. Leerlingen die angstig zijn om te schilderen help ik door eerst een
kladje te geven waar ze even wat dingen op mogen uitproberen ( mengen kleuren,
gebruik van water). Zijn de leerlingen klaar dan mogen ze hun tekening
controleren op de eisen van de opdracht die op het bord staan en daarna de
tekening ophangen met wasknijpers aan de waslijn.
Afronding: Door in mijn handen te klappen vraag ik de aandacht. Ik vertel hoe we stap
voor stap gaan opruimen. De groepshoofden leveren alles in op de instructie
tafel. De rest van de leerlingen zorgen dat de kranten in de krantenbak komen
en de tafels schoon zijn. Nummer 2 van het groepje spoelt de kwasten uit.
Wanneer alle tafels leeg zijn vertel ik dat de leerlingen eerst in hun
tafelgroepje mogen vertellen over hun tekening. Hierbij moeten ze vertellen wat
hun tekening is op de waslijn. Wat is goed gelukt en wat is minder goed gelukt.
Ieder groepslid krijgt 1,5 minuut om te vertellen daarna geef ik aan dat de
volgende mag. Als iedereen is geweest bespreek ik het nog kort met de
leerlingen.
- Welke
tekening vinden jullie het beste gelukt en waarom. Denk hierbij aan de product
eisen.
- Wie
wil zijn tekening presenteren. Uitleggen wat hij of zij gemaakt heeft en
waarom.
- Ik
vertel tussendoor ook wat ik ervan vind.
- De
mooiste tekening hangen we met de klas op de trotsmuur.
Ik vertel hoe ik vond dat de leerlingen
gewerkt hebben en sluit de les met een compliment voor het harde werken af.
Wanneer de leerlingen naar huis zijn beoordeel ik de tekeningen met een cijfer
aan de hand van de product eisen. 2 punten per product eis te behalen. De
waslijn met tekeningen haal ik af als de tekeningen droog zijn en de tekeningen
hang ik op het prikbord zodat iedereen het werk kan zien die de klas in
loopt. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bronnen:
Les
opzet: Hu beeldendevorming hubl, geraadpleegd op
15 Oktober 2015.
Jacobse, A., & Onna, J. van. (2013). Laat maar zien (4e druk).(pp.37). Enschede:
Noordhoff .
1. Ga opzoek naar vorm, klank en betekenis en
bepaal de luisterstijl van het muziekstuk.
Vorm:Contrast= snel en langzaam. Herhaling:
Er zit zeker herhaling in dit stuk, (het refrein herhaalt zichzelf), met steeds
kleine veranderingen en toegevoegd in de tonen. Je hoort een duidelijke opbouw.
Het lied begint rustig met weinig standaard tonen en bouwt zich naarmate het
lied vordert steeds meer op.
Klank: Tempo:
snel en langzaam tempo wisselen elkaar af. Zowel piano als cello wisselen in
tempo. Je hoort een duidelijk ritme. Je kan steeds tot twee of vier tellen. Bij
dit nummer is de zang vervangen door een viool. Het nummer bestaat uit een
samenspel van cello en piano.
Betekenis: Bij
betekenis kan je vragen stellen over het gevoel wat het nummer bij de
leerlingen oproept.
Gestimuleerde
luisterstijlen: Voor een violist kan dit een musicerende
luisterstijl zijn, ze kunnen de balans van muziek instrumenten misschien wel
aanvoelen. Voor mensen die meer motorisch ingesteld zijn is de luisterstijl
meer motorisch. Ze kunnen bewegen op het ritme van de muziek. Het verschilt per
leerling welke luisterstijl gestimuleerd wordt. Bij
mijn luisteropdracht wordt de analytische luisterstijl
gestimuleerd. De opdracht is gekoppeld aan klank, vorm of
betekenis.
2. Hoe luisteren kinderen en wat kan je
kinderen laten ontdekken met dit muziekstuk ?.
Met een
luisteropdracht wil je dat leerlingen gericht luisteren. Luistervragen kunnen
over de betekenis gaan maar ook over de opbouw van het nummer. Met het
muziekstuk kan ik leerlingen verschillende dingen laten ontdekken: ritme,
toonhoogte, toonduur, melodie, voorgrond achtergrond, instrumenten kunnen
elkaar vervangen ( stem in plaat van cello) en nog veel meer.
3. Welke opdracht ga je koppelen ?.
Opdracht:
Luisteropdracht: Noteren van de muziek.
4. Wat doen de kinderen ?.
De
leerlingen maken tweetallen. De leerlingen luisteren naar het muziekstuk.
Leerling één maakt een grafische notatie van de cello. Leerling twee maakt een
grafische notatie van de piano. Vooraf luisteren de leerlingen naar de uitleg
over een grafische notatie. We maken klassikaal een klein voorbeeld op altijd
is kortjakje ziek. Voordat de leerlingen gaan luisteren naar het muziekstuk
denken ze na over de volgende twee vragen:
Hoe geef je
lange klanken weer?.
Hoe geef je
korte klanken weer?.
Na de eerste
keer noteren wisselt leerling één zijn blaadje met leerling twee. De leerlingen
proberen elkaars stuk te lezen tijdens het luisteren naar de muziek. Na het
luisteren geven ze elkaar feedback. Het muziekstuk wordt weer aangezet en de
leerlingen kunnen aan de hand van de feedback hun stukje verbeteren.
Eind
opdracht: maak een grafische partituur van je geschetste stukje. Ik
zet het refrein nogmaals op om je stukje te perfectioneren. De leerlingen mogen
op een nieuw blaadje het stukje uittekenen.
5. Welke didactische werkvorm hoort bij je
activiteit ?.
Didactische
werkvorm: Luisteren, noteren en lezen
6. Kan je tegemoet komen
aan coöperatief leren ?.
Coöperatief
leren: Leerlingen werken in tweetallen en geven elkaar feedback.
De coöperatieve werkvorm tweetal coach lijkt hier wel wat op.
7. Verrassende opening.
Verrassende opening:
Ik zet een vraag op het bord: Moet er in het nummer Titanium gezongen worden om
het nummer te herkennen ?. Dit bespreek ik met de leerlingen.
8. Het nabespreken van de luisteropdracht.
Nabespreken:
Enkele leerlingen mogen hun werk laten zien aan de klas. Ze leggen hierbij uit
hoe ze duidelijk hebben gemaakt welk instrument ze volgden. Ook leggen de
leerlingen uit hoe korte en lange klanken zijn verwerkt. De grafische partituur
hang ik op in de klas zodat de leerlingen elkaars werk kunnen bekijken.
9. Uitproberen op proefpersoon.
Suzette
(11): Ik zit in groep 8 en ben vandaag het proefkonijn van Estrella.
resultaat:
" het is best moeilijk om de muziek bij te houden, het gaat echt heel
snel. Hoe weet je hoeveel je moet opschrijven en of het goed is?" ze vroeg
zich ook af of ze met stiften mocht en wanneer ze naar de volgende regel over
moest gaan met de grafische partituur.
The Piano Guys. (3 oktober 2012). Titanium / Pavane (Piano/Cello Cover) - David Guetta / Faure – ThePianoGuys [videobestand].Geraadpleegd op 23 oktober 2015, van https://www.youtube.com/watch?v=fz4MzJTeL0c
Vrolijk,
R. (2013). Nieuw geluid. (pp.137). Groningen/
Houten: Noordhof.
woensdag 28 oktober 2015
Monument der wachtende- boetseren
Betekenis:
Met deze boetseer opdracht moesten we een
wachtende man of vrouw maken. Ik heb foto’s gezocht van wachtende mensen maar
dit heb ik niet als inspiratie gebruikt. Op de basisschool heb ik ooit een
beeldje gemaakt van een meisje met opgetrokken knieën. Dit beeldje heb ik als
uitgangspunt van een wachtende houding genomen. Zitten is ook wachten. Zelf zou
ik zo wachten in bijvoorbeeld een ziekenhuis. Het poppetje heeft voor mij
iets triests over zich. Wachten in een ziekenhuis is voor mij een nare manier
van wachten omdat het altijd wachten is op een beslissende uitslag waar
maatregelen op genomen worden. Wachten op een vriend die te laat is, is ook
vervelend maar dit heeft meestal minder ernstige gevolgen.
Vorm:
Ruimte: 3D.
Vormsoort: Vanuit een bolletje klei ben ik een poppetje gaan maken. De armen en
het hoofd heb ik uit dat bolletje klei getrokken. Ik heb zo min mogelijk
stukjes klei aan het geheel geplakt. De vormen van mijn beeldje zijn ontstaan
door te trekken en te duwen aan de klei bonk. Ik heb deze tactiek toegepast om
te vooromen dat er stukken af zouden vallen bij het bakken. Als alles uit één
geheel bestaat is de kans dat het afbreekt kleiner.
Textuur en compositie: Aan het poppetje wilde ik naast een houding ook een emotie geven. Ik
wilde duidelijk de trieste wachtende houding naar voren laten komen. De details
vond ik minder belangrijk. Het moest duidelijk een mens zijn met opgetrokken
knieën. Wel heb ik kleding en schoenen aangegeven om het nog wat menselijker te
maken. Tot slot heb ik geprobeerd om met de emotie op het gezicht het poppetje
nog verdrietiger te maken.
Materie:
Materialen: chamotteklei, placemat, spatel en stokjes. Daarnaast had de leerkracht
de groep in aparte groepjes opgedeeld. Per groepje moesten we een kleitechniek
in de gegeven stappen uitproberen en daarna uitleggen aan de rest van de klas.
Deze technieken kon je later bij het kleien weer gebruiken. Ik vond de klei
waarmee we gewerkt hebben erg fijn. Het was niet te droog. Vaak met kleien is
de klei net te droog en komen er snel barsten en scheurtjes in je kunstwerk. Ik
heb nooit eerder een kunstwerk gemaakt door te drukken en trekken aan stukken
klei. Vaak plakte ik stukken klei aan elkaar en vaak liet dat inderdaad met
drogen los. Door alles uit één geheel te maken was het ook echt één geheel.
Alles in het mannetje loopt over net als bij een echt mens. Ik had genoeg
materiaal en had geen extra materiaal willen gebruiken bij dit kunstwerk.
Beschouwing:
Als voorbereiding moesten we plaatjes
opzoeken van wachtende mensen.
Ik heb mij echter geïnspireerd op een
beeldje die ik in groep 8 gemaakt heb met een klei cursus.
Plaatje 2:
De opdracht kaart van de docent over het
versmeren van klei heeft mij op het spoor gezet voor de kleitechniek die ik
gebruikt heb.
Werkwijze:
Het is voor het eerst dat ik een klei techniek
stapsgewijs aangeleerd kreeg. Ik vond het heel leuk om vanuit een homp klei je
kunstwerk er bijna letterlijk uit te trekken en duwen. Het lijkt voor jezelf
ook een verassing wat het gaat worden.
Onderzoek:
Eerst kregen we een homp klei. Eerst moesten we de klei walken. Dit was een soort duwen en rollen ineen. Daarna kregen we een opdrachten kaart. Op mijn kaart stond de opdracht voor een spaarvarken. Na deze gemaakt te hebben moest je van je klei één grote bonk rollen.
Uit deze bonk heb ik eerst een hoofd en twee armen getrokken. Door te duwen en te wrijven over de klei heb ik de eerste opzet voor de benen gemaakt. Het begin van de knieën is hier nog wat laag, door meer klei te verplaatsen heb ik ze opgehoogd.
De armen heb ik langer gemaakt door de klei armen uit te rekken. De schouders heb ik met een spatel wat naar beneden laten zakken om zo de wanhoop nog duidelijker te maken. Vooral de overgang van de benen naar het lijf en de kont zijn lastig. In het vervolg zou ik hier best een echt model voor willen hebben om uit te kunnen pluizen hoe de houding in elkaar zit. Door klei van achter naar voren te wrijven heb ik de capuchon gemaakt.
Als laatste heb ik het beeld wat fijner gemaakt. De armen wat dikker de ogen zichtbaar. Ook de handen vingers gegeven en de mouwen en broekspijpen met een spatel erin gemaakt. Op die manier is het mannetje nog menselijker geworden.
Plus
en min punten
Met dit kunstwerk heb ik mij heel
erg gericht op de wanhopige houding. De houding vind ik dan ook goed gelukt.
Het mannetje wacht echt, doordat hij zijn hoofd op zijn armen heeft leunen en
zijn knieën opgetrokken komt hij echt bedroefd over.
In
het vervolg wil ik er wel een model bij om de overgang van benen naar lijf
beter te krijgen de benen beginnen voor mijn gevoel niet op het juiste punt. De
kont is ook lastig om te maken.
Selfies van alle kunstwerken van beeldende vorming.
Les 1: Stadspark in herfstsferen - schilderopdracht.
Les 2 : Loch Ness- tekenen Oostindische inkt met ecoline.
Les 3: Bosbezbossel - ruimtelijke constructie.
Les 4: Monument der wachtende- boetseren.
Les 5: Jan en de Jugendstilposter - Affiche/
zondag 25 oktober 2015
Muziek les volgens het OMOKVAR model.
Ontwerp:
Voorbereiding:
Benodigdheden:
· Lied
op het digibord (zie bijlage 1).
· Achtergrondmuziek
:
· Leerlingen
gaan staan in een grote kring
· Tafels
aan de kant.
· Keybord.
Beginsituatie: De leerlingen
hebben eens per week muziek les van de vaste juf die voor de groep staat. De
leerlingen leren verschillende liedjes met de leerkracht volgens de online
methode 1,2,3 zing. De leerlingen houden van pop muziek en hebben eerder in
canon gezongen.
Les doel: Aan het
einde van deze les kunnen de leerlingen het nummer de lion sleeps tonigt in
canon zingen. De leerlingen kunnen het nummer in drie aparte groepen zingen
zonder van partij te wisselen bij canon. Hierbij wordt er door iedereen
gezongen.
Muzikale opening:
Inleiding: op het bord teken ik een
klankspel (zie bijlage 2). De leerlingen krijgen vijf minuten de tijd om in de
groepjes waar ze nu zitten deze zin te zingen. Ze mogen zelf de melodie bepalen
zolang ze het klankspel maar als voorbeeld nemen. Na vijf minuten mag ieder
groepje het resultaat presenteren door het tegelijk te zingen.
Daarna vertel ik dat deze zin ook in het lied van vandaag
voorkomt. Ik vertel het doel van de les. Na deze les kunnen jullie het nummer:
The lion sleeps tonight in canon zingen. Ik vraag de leerlingen of ze nog weten
wat zingen in canon was en of iemand een liedje met een leeuw kent. Ik vraag de
leerlingen om te gaan staan in een grote kring.
Eerst zing ik het lied een keer voor. Ik zeg tegen de leerlingen
dat ze zacht mee mogen zingen als ze de tekst al een beetje kennen. Voor ik ga
zingen geef ik de leerlingen een luistervraag mee. Ik vraag: “ wat valt je op
aan het nummer?. Let hierbij eens op hoogte en herhaling. Nadat ik het één keer
heb voorgezongen ga ik jullie vragen wat jullie opviel”.
Nu ga ik zingen. Ik ga rechtop staan en neem eerst de begintoon
(D) over. Deze geef ik aan op het keyboard. Hierna bespreek ik kort met de
leerlingen wat opvalt. Het nummer is niet extreem hoog maar ook niet extreem
laag. Het begin van het nummer is hoger als het einde van het nummer. Ook is er
veel herhaling. Eigenlijk zijn er drie regels anders en de andere drie zijn
herhaling van de voorgaande.
Ik zing het
nummer nogmaals voor en nu vraag ik de leerlingen om op hun plek te bewegen op
het ritme van de muziek. Stimuleren van de motorische luisterhouding ( Nieuw
geluid (,2013.)).
Kern
Ik leer de
leerlingen het lied aan door gebruik te maken van de weggeef techniek.(Eigenwijs,2010)).
We gaan
allemaal rechtop staan en onze stem eens goed warm maken.
Voor we goed
kunnen zingen moeten we eerst de stem opwarmen. Ik ga deze les extra letten op
je adem en je articulatie.
Adem:
je hebt een buik en een borst ademhaling ( kort bespreken wat het verschil is).
Door hier
bewust van te zijn kan je een krachtigere zang creëren.
Oefeningen
hierbij:
- Kat
wegjagen, kaars uitblazen, ballon opblazen : ( 1 hand op de buik en kssst
kssst). Ik doe voor leerlingen volgen.
Nu ga ik met
de klas zingen. Ik zeg dat ik de eerste zin zing en de leerlingen de tweede zin
van het lied. Met mijn handen geef ik aan of ik zing ( handen wijzen naar
mijzelf) of dat de leerlingen zingen ( handen wijzen naar de leerlingen). Als
de leerlingen zingen, zing ik zelf niet mee. Wel geef ik in het begin van het
lied de begintoon van het nummer aan.Ik geef steeds een extra stuk van het lied
weg tot de leerlingen het hele lied zelf kunnen zingen. Ik heb bij deze fase
nog geen muziek aan. Met de klappen geef ik het ritme aan. Wanneer de leerlingen
het lied kennen, zet ik de karaoke versie aan en mogen de leerlinge mee zingen
met de karaoke versie. Wanneer de leerlingen zingen let ik op articulatie en
hoogte. Lukt dit niet dan voeg ik wat oefeningen toe als: nogmaals begintoon
overnemen, sirene nadoen om te laten zien dat je echt hoog kan zingen. Als ik
kracht tekort kom herhaal ik de hand op je buik regel.
Verwerking
Ik verdeel
de groep in twee aparte groepjes. Ik vertel dat we het nu een stapje lastiger
gaan maken maar dat ik er alle vertrouwen in heb dat het gaat lukken. Ik vertel
dat ze goed op mij moeten letten. Ik geef het tempo aan en geef aan wanneer je
moet beginnen of stoppen. Dit oefenen we een keer. Hierbij is geen muziek. Gaat
dit goed dan verdeel ik de groep in drieën. Ik wil dat de leerlingen het nummer
twee keer zingen en tijdens het zingen ook een beetje luisteren naar het
geheel.
Extra: Deze les
kan je ook in tweeën splitsen . Les één het lied aanleren en in les twee lied
herhalen en body percussie toevoegen. In de intro kun je dan een duidelijk
voorbeeld filmpje toevoegen. Daarna kan je samen met de leerlingen gaan
brainstormen over het lied en hoe je het kan omzetten van zang naar body percussie.
Dit eventueel op een simpel en kort liedje met de hele klas uitvoeren. Tot slot
per groepje een deel van het lied uitwerken in body percussie. Daarna mag
iedere groepje op volgorde zijn stuk van het lied doen en het resultaat na een
paar keer oefenen publiceren we op het blog of op de schoolsite
Afsluiting
Het geheel
aan canon zang opnemen en publiceren. Opnemen in blog of op de schoolwebsite.
Tijdens de les mogen de leerlingen van de schoolkrant enkele foto’s maken.
Vrolijk, R. (2013). Nieuw geluid. (pp.139). Groningen/
Houten: Noordhof.
Havenkort, H., Lei, R. van der., Noordam, L. (2010). eigen-wijs.(pp 9-22 en + 316). Arnhem: SMV
Jin Chung.(5 dec. 2009). tokens- the lion sleeps tonight you tube karaoke [ videobestand]. geradpleegd op 17 okt. 2015, van https://www.youtube.com/watch?v=eucFFjnDo-A
donderdag 22 oktober 2015
Loch Ness-
tekenen Oostindische inkt met ecoline
Betekenis
Inhoud opdracht: Met
deze opdracht moesten we een ansichtkaart maken van het monster van Loch Ness
in zijn omgeving. Het monster moest afschrikwekkend worden door de compositie,
kleur, textuur en vorm. Het monster van Loch Ness leeft in een meer.
Daarom heb ik het monster in water getekend. Ik heb er een poppetje bij
getekend om aan te geven hoe onwijs groot het monster op mijn kaart is. Door
gebruik te maken van het kikkerperspectief komt het monster nog meer op je af.
In mijn beleving moet het monster groot zijn. Het beeld van het monster van
Loch Ness wat er nu is heb ik los gelaten ik wilde echt een nieuw monster
creëren. We moesten het monster opbouwen uit verschillende structuren dit heb
ik gedaan. Een monster wordt eng door zijn bek, tanden, ogen en huid. Grote bek
en scherpe tanden zijn vaak al eng.
Vorm:
Beeldaspecten:
Vorm en textuur: De
lijnen die je gebruikt bepalen de expressiviteit van het monster. Daarom moest
het monster opgebouwd worden uit structuren in plaats van rechte of gebogen
lijnen. Dit zie je terug in mijn ansichtkaart. Het lijf van het monster is
opgebouwd uit schubben. Ook zijn de ogen opgebouwd uit puntjes steeds dichter
op elkaar. Dit heb ik gedaan om nog meer structuur naar voren te laten komen en
het monster zo echter te laten lijken. Bij de kop is dit minder te zien, hier
heb ik toch wat meer rechte lijnen gebruikt waardoor dat deel van het lijf
zachter lijkt en gladder. Je kan niet echt de structuur opmaken.
Compositie: Bij de kaart heb ik
kikkerperspectief toegepast. Vanaf een laag standpunt is het monster
indrukwekkender. Ik heb dit gedaan om de illusie te wekken dat het
monster echt uit de kaart kwam. Ik heb het monster half in zee getekend om de
kijker ruimte te geven aan een eigen invulling van de rest van het monster.
Daarnaast wilde ik dat hij echt uit het water omhoog kwam recht op de kijker en
het vrouwtje met paraplu af. Tot slot heb ik een klein vrouwtje op een rots
getekend om zo duidelijk weer te geven hoe groot het monster is in vergelijking
met het mensje.
Materie:
Materiaal: A4
tekenpapier waarop een ansichtkaart (10x15 cm) is afgedrukt. -Potlood
-Oost-Indische inkt -Kroontjespen -Ecoline –penselen- bakje met water.
Voorbeeld foto:
Een volgende
keer zou ik ook wel met sponsjes willen werken en dan experimenteren hoe je met
een sponsje ook structuren in de ecoline krijgt.
Beschouwing:
Tekening
monster huiswerk:
Foto
internet: Ik heb deze als grootste inspiratie bron gebruikt. De ridder lijkt
klein en het monster groot. Dit heb ik ook verwerkt in mijn kaart van Loch
Ness. In plaats van een ridder heb ik een vrouw met paraplu gebruikt.
[ internet onbekend]
Foto’s van
PowerPoint in de les. In deze PowerPoint stonden duidelijke didactische
voorbeelden van structuren:
Werkwijze:
Ik heb op de basisschool ook al met deze materialen gewerkt. Het blijft lastig om met
ecoline een egale ondergrond te creëren. Door water toe te voegen kon je
kleuren mengen dit was wel nieuw voor mij. Ook ecoline die al redelijk droog is
kun je met water weer wat meer verspreiden. Ik vond het eindresultaat heel
gaaf. De combinatie tussen de harde zwarte inktlijnen en de golvende lichte
ecoline maakte het echt net als in een prentenboek.
Onderzoek:
Eerst met potlood dun een schets gemaakt. Daarna ben ik met inkt de grijs lijnen gaan overtrekken. Het moest een kaart worden daarom heb ik er ook tekst op gezet. Door het poppetje lijkt het monster heel groot. Omdat ik weet dat het monster volgens de legende in een meer woont heb ik ook een hogere stenen kant gemaakt. Dit zou een haven kant kunnen zijn.
Vervolgens heb ik met streepjes de kop gemaakt en het lijf met boogjes ingevuld. Door de boogjes lijkt het net of het monster schubben heeft. Aan de zijkant van een stekel heb ik streepjes gezet. De streepjes moesten schaduw voorstellen.
Hier heb ik alle structuur die ik wilde getekend. Op de achtergrond zie je een wild meer. De ogen zijn niet zo eng. De keus voor katachtige ogen was achteraf niet zo slim.
Nu kon ik gaan inkleuren met ecoline. De balans tussen ecoline en het water was lastig. Dit zie je vooral in de kop terug daar wisselen hoge en lage concentratie ecoline elkaar af. Dit geeft een rommelig effect. Door het water onder het beest donkerder te maken wilde ik de suggestie wekken dat het monster nog veel groter was dan dat je zag.
Het
monster groot laten lijken vind ik goed gelukt. Door het kleine vrouwtje lijkt
het monster echt mega groot. Ook het omhoog komen uit het water vind ik goed
gelukt. In het water zie je schaduw. Door de schaduw kan de kijker zelf gaan
bedenken hoe de rest er uit zou zien van het monster. Minder goed gelukt vind
ik de kop. In het vervolg zou ik de kop enger willen maken. De schets is een
stuk enger dan het eind resultaat. Om de kop enger te maken had ik meer moeten
oefenen met expressies van monsters en mensen. Wat maakt een monster nou eng in
het gezicht?. Dat is de vraag die ik mezelf vooraf had moeten stellen. Ook
zitten er nog veel rechte delen in het monster. In een vervolg tekening zou ik
nog meer het monster opbouwen vanuit streepjes en lijnen. Ik vond het met deze
tekening nog te eng om alle vaste lijnen te vervangen door stippen en strepen.
Je ziet gelijk dat de structuur door de rechte delen verdwijnt.